09 20


Als de schilderijen de Blanchefort-geometrie bevatten, waarom dan niet de documenten die Saunière had gevonden? Ik besloot eerst uit te vinden hoe de "samenwerking" was tussen beide documenten. Immers, er werd gezegd dat ze oorspronkelijk op één perkament waren geschreven met de ene tekst op de voorkant en de andere op de achterkant. Nadat ik het verband had gevonden (zie Bijlage 4.4), wist ik hoe de meridiaan liep en kon ik, gebruikmakend van de kruisjes en het driehoekje bovenaan, het patroon construeren op het kleine document.

Doordat ik wist hoe de documenten op elkaar moesten liggen kon ik met behulp van transparanten bepalen hoe het patroon in het grote document was verwerkt. Opnieuw moest ik erg schrikken, net als destijds met mijn spiegel: Op de plaats van "Arques" stond op het document de letter "a", en op de plaats van "Peyrolles" stond de letter "p".

 

 



Detail met letter a
 

Detail met letter p



U begrijpt dat bovenstaande ontdekking het zoveelste bewijs was van de juistheid van mijn theorie. Er wàs een plaats die eeuwenlang geheim gehouden is door bepaalde "ingewijden". Het leek me stug dat het allemaal toeval was wat ik gevonden had. Wie zit hier achter?




Deel 4 - Hoofdstuk 14: De documenten.    (complete tekst)

Het vinden van de Blanchefort-geometrie in de schilderijen was voor mij het resultaat geweest van een zeer lange "puzzeltocht". Maar het ontdekken hiervan in de documenten zou een plotselinge, sensationele ervaring worden. Ik zal u vertellen waarom.

Natuurlijk ging ik er al van uit dat de geometrie zo wie zo in de documenten aanwezig zou zijn. Maar de vraag was uiteraard ook in dit geval: op welke manier? Om alvast een start te hebben, begon ik waar anderen gebleven waren. Maar al gauw belandde ik op een dood spoor en kwam niet verder. Daarom besloot ik om eerst uit te vinden op welke wijze de twee documenten op het oorspronkelijke perkament hadden gestaan. Bekend was immers dat aan elke kant van het perkament er één document geschreven was, en dat de teksten op de een of andere manier samen moesten werken, wellicht door het perkament tegen het licht te houden. Maar hoe? Stonden ze allebei gewoon, of was er één ondersteboven? Ik moet zeggen, dat dit nog niet mee viel. Want ook hier zijn vele varianten mogelijk. Maar uiteindelijk is het me toch gelukt, met een verassende uitkomst als bevestiging. In Bijlage 4.4 staan alle stappen die ik nam om het samenspel te ontdekken. In het kort komt het neer op het volgende. Gebruik makend van het "driehoekje" boven aan het kleine document, en van de "A" (bij "SION") van het grote document, tekende ik een aantal lijnen. Belangrijk was hierbij dat het grote document ondersteboven stond.

Om de samenwerking te kunnen zien moest het kleine document uiteraard omgedraaid worden. Twee van de lijnen, die ik had getekend, bleken onder dezelfde hoek te staan. Dit zou er op kunnen wijzen dat ik het verband had gevonden. Alleen vielen de teksten in dit geval niet over elkaar heen. Omdat het mij logisch leek dat de teksten wél elkaar zouden overlappen, ging ik het lijnenspel van het kleine document draaien, met de top van de "A" als vast punt. Ik draaide door totdat twee lijnen perfect horizontaal over het grote document liepen. Omdat de andere lijnen nu ook "mooi" liepen, ging ik er van uit dat ik de juiste stand had gevonden. Bovendien lagen de teksten nu wel over elkaar heen. Dat ik gelijk had, zou later blijken. Maar eerst moest ik de Blanchefort-geometrie intekenen. De horizontale lijn en de lijn tussen de twee tekens -boven en onder de tekst van het grote document- waren ongetwijfeld de meridiaan en de parallel. Hiervan uitgaande vond ik na enige tijd (dagen) dat Peyrolles in het kleine document op het onderste puntje van het "driehoekje" lag. Gebruik makend van de kruisjes kon ik het patroon construeren. Omdat er veel letters op het document staan, kun je je natuurlijk afvragen of het toeval is dat sommige ervan de richting van een lijn accentueren, of dat zij bewust zo zijn neergezet. Ik laat de beoordeling graag aan u over. Maar is het toeval dat de 85°-lijn vanuit Peyrolles door het kruisje van regel 7 gaat? En dat de lijn Blanchefort-Serres recht naar de apart staande "a" van regel 2 gaat? En wat dacht u van de "x" van regel 8, en van de letters "N" van regel 14? En van…... Allemaal toeval?

Ik moest tot slot nog één stap doen. En dat was het neerleggen van het eerste document, met daarop de Blanchefort-geometrie, op het tweede document. Door de gemeenschappelijke lijnen was dat zo gebeurd. De geometrie kwam mooi op de tekst te liggen. Maar de grootste verassing kwam -en dat was best schrikken- toen ik de hoekpunten wat nauwkeuriger ging bekijken. Op de plek van Arques stond op het grote document de letter "a" en op de plek van Peyrolles stond de letter "p"!!!! En dat niet alleen: de stip op de transparant, waarmee ik Arques had aangegeven, vulde de buik van de "a", en de stip van Peyrolles kwam op de opening van de "p" te liggen. Was dit nog steeds allemaal toeval?


Wie was de maker?

De bevestigingen van een aantal tekens en letters in dit document die de juistheid van mijn constructie aangaven, vielen in het niet bij bovenstaand bewijs. De maker van deze documenten had daadwerkelijk de Blanchefort-geometrie gebruikt voor de opbouw van zijn tekst. Maar wie was die maker? Volgens het Verhaal was het Antoine Bigou. En volgens Plantard was het Philippe de Chérisey, die kopieën had gemaakt en de schaal had veranderd. Wat was hier van waar? Een aantal zaken gaven aan dat de documenten, zoals ze ons bekend zijn, niet uit de tijd van Bigou kunnen zijn. Bij de ontcijfering van de gecodeerde tekst van het tweede document werd gebruik gemaakt van een alfabet van 26 letters. In het begin van de 20e eeuw waren er echter nog maar 25. En stel dat Andrews en Schellenberger gelijk hadden met hun interpretatie van de tekst, namelijk dat deze sloeg op de spoorbaan bij Alet-les-Bains: in de tijd van Bigou bestond deze nog helemaal niet.

Maar het beste bewijs kwam door een ontdekking, die ik aanvankelijk over het hoofd had gezien. Ik had de documenten gekopieerd uit een van de boeken en ze anderhalf keer zo groot gemaakt, zodat er een normaal gevulde A4 ontstond. Maar pas later drong het tot mij door dat de transparant met de Blanchefort-geometrie van de kaart van het I.G.N. exact even groot was als die van de documenten!! Had ik per ongeluk de documenten op ware grootte gekopieerd? Of viel dit weer onder de noemer "toeval"? Zo niet, dan had de maker een schaal van 1:25000 gebruikt. Navraag bij het I.G.N. leerde mij dat deze schaal in de tweede wereldoorlog door de geallieerden werd geïntroduceerd. Pas eind jaren '50 werd deze schaal ook voor civiele kaarten gebruikt, in plaats van 1:20000. Dus kan de verklaring van Plantard, dat de schaal was gewijzigd, juist zijn! Duidelijk is dat de Blanchefort-geometrie zeer oud is. De schilderijen en vooral de gebouwen bewijzen dat. Mijns inziens moet dit beschouwd worden als een antieke vorm van het bewaren van het Geheim. Het boekje van Gérard de Sède met het Verhaal van Saunière is derhalve een moderne versie van het bewaren én doorgeven hiervan. Is dit het werk van de Prieuré de Sion? En wie zijn of waren er nog meer op de hoogte van het Geheim en het bestaan van de Geheime Plaats? Zijn er misschien nog meer aanwijzingen te vinden, in het heden of in het verleden? Ik ging weer op zoek naar antwoorden.